Historische stad,
gebouwd op een moeras
De markt
Hier begon het allemaal. In de 11e eeuw was de bevolking in de omgeving sterk aan het groeien, boeren hadden behoefte aan een plek om hun overtollige waren te verkopen en daar kwamen veel handelaren en ambachtslieden op af. Zo ontstond op de zandbanken van het moeras de kern van de stad: de markt. Hier gebeurde het. En hier gebeurt het nog steeds.
Stadsrechten
In de 11e eeuw bestonden het Noord-Brabant en België zoals we het nu kennen uit een groot aantal hertogdommen en graafschappen. Een van de graafschappen, het graafschap Leuven, zou uiteindelijk uitgroeien tot het hertogdom Brabant onder leiding van Godfried I en zijn opvolgers Godfried II en Godfried III. Hertog Hendrik I van Brabant (1190 – 1235), de zoon van Godfried III, wilde graag een vestingstad stichten in het noorden van het hertogdom met goede toegang tot de Maas. De hertog was al in het bezit van landgoed Orthenen zo werd de nederzetting die was ontstaan rond de Bossche markt een stad. In 1184 ontving Hendrik I van zijn vader de stadsrechten voor zijn ’s-Hertogenbosch.
Vestingstad
Om de stadskern te beschermen tegen aanvallen van buitenaf werd rond 1225 een ommuring gebouwd, hiermee werd ‘s-Hertogenbosch een vestingstad. Destijds boden drie poorten toegang tot de stad: De Antwerpse poort, De Brusselse poort, en de Leuvense poort. Laatstgenoemde werd tevens gebruikt als gevangenis om misdadigers tijdelijk vast te zetten. Rivier de Dieze, waarin de Aa en de Dommel samenkomen, werd om de buitenmuren geleid om de stad extra bescherming te bieden.
De bevolking van de stad groeide snel, daarom werd een nieuwe stadsmuur gebouwd waarmee de stad groeide van 9 tot maar liefst 100 hectare. Ook waren er drie nieuwe toegangspoorten: de Hinthamerpoort, de Vughterpoort en de Orthenpoort. In 1540 was het ‘nieuwe’ ‘s-Hertogenbosch klaar. De Dieze, die nu midden door de stad liep, werd omgedoopt tot de Binnendieze.
Regelmatig werd de stad aangevallen door andere steden. De poorten met dikke toegangsdeuren werden dan gesloten en de inwoners zaten feitelijk opgesloten in hun eigen stad. Het voedsel werd in eerste instantie uitsluitend buiten de stad verbouwd, tijdens een dergelijke aanval ontstond er dus regelmatig een groot tekort aan voedsel. De oplossing hiervoor was dat er akkers werden aangelegd binnen de stadsmuren, zodat de Bosschenaren ook tijdens een aanval genoeg te eten hadden.

Overkluizen
De Binnendieze was de aorta van de stad. De wegen werden nog niet gebruikt om goederen over te vervoeren, alles ging per boot. Toen de stad na de uitbreiding al snel weer uit haar voegen begon te barsten, werd over de Binnendieze heen gebouwd: de rivier werd ‘overkluisd’ door bruggen en togen waarmee meer ruimte werd gecreëerd.
De rivier is altijd ontzettend belangrijk geweest voor de stad, Naast watervoorziening, wasplaats, visplaats en zwemplaats gebruikten bierbrouwers, wolververs, lakenblekers en de muntslagerij de rivier ook graag om afvalwater in te lozen. Je kunt je voorstellen dat het geen fris riviertje was, in de middeleeuwen dronk men dan ook liever bier dan water uit de gracht – uit hygiënische overwegingen.
Een echte aanrader voor diegene die meer over de stad en de geschiedenis te weten wil komen is een rondvaart door de Binnendieze.
Gouden eeuw van Brabant
In de 14e en 15e eeuw ging het enerzijds erg goed met ’s-Hertogenbosch: de textiel- en metaalindustrie floreerden. Artistieke prestaties werden geleverd door de vele kunstenaars en boekdrukkers. Anderzijds zorgden de vele conflicten en oorlogen voor een financieel probleem bij de hertogen van de stad, wat leidde tot volksopstanden en armoede. Desondanks groeide de stad uit tot een van de grootste steden van Nederland. Aan het einde van de 15eeeuw brak er een grote brand uit – dit is ook terug te zien in een aantal werken van de beroemdste Bosschenaar, kunstschilder Jheronimus Bosch.
De stad overleefde deze tumultueuze tijden en kreeg zelfs een indrukwekkende bijnaam, de ‘Moerasdraak’. Door de zeer gunstige ligging, met als bufferzone de Bossche broek welke zelfs onder water kon worden gezet, was de stad altijd goed beschermd tegen invloeden van buitenaf. De draak is altijd een stadsicoon gebleven.
Bezetting
In de daaropvolgende eeuwen werd de voorheen katholieke stad meerdere malen bezet. Eerst door de protestante Frederik Hendrik, die het moeras leeg wist te pompen en zo de stad veroverde. Later door de Fransen, onder leiding van generaal Pichegru.
Uitbreiden
In 1886 bereikt de eerste stoomtrein de stad en pas in 1874 wordt de vestingstatus van de stad opgeheven waardoor er – eindelijk – buiten de stadsmuren kan worden gebouwd. De wijk ’t Zand, vernoemd naar de moerassige zandgrond, wordt in rap tempo neergezet.

